Vanachter mijn laptop denk ik ineens aan mijn – lang geleden gestorven – vader . Hoe zou ’t eigenlijk met ‘m gaan in dat verre hiernamaals? Jammer dat ik ’t hem niet gewoon kan vragen. Plots klinkt z’n stemgeluid in m’n hoofd: “Zeg, Jans, we kunnen e-mailen hoor!”
Dat “Jans” en die cryptische opmerking is typerend voor mijn vader. Maar e-mail? Dat heeft hij niet meer meegemaakt. Wat bedoelt hij daarmee?
- Letterlijk: Schrijf me een berichtje, verzend ’t (adres?) en wacht af?
- Figuurlijk: Mailen gaat in binaire taal door de digitale dimensie, dan kan ook met gedachtes en de hemel?
- Of opvoedkundig: “Je bent creatief genoeg, je vindt wel een manier om met me te praten”?
Pff, raadselachtig. Misschien is de kern van mijn vader’s flitsberichtje dat ik het te ingewikkeld maak, dat de communicatie met hem makkelijker gaat dan ik denk.
Later die dag bij de kapper sla ik zomaar een tijdschrift open op een willekeurige pagina, en daar staat in vette letters:
“Telepathie is een vorm van e-mailen via gedachtes” .